Aftellen

dr_philEen zwangerschap bestaat uit drie trimesters:

 1. Dit is echt bizar!

2. Juij! De baby schopt!

3. Haal Die Baby Eruit!

Ik zit inmiddels al een poosje in het derde trimester. En degenen die mijn verhalen met enige regelmaat hebben gelezen, weten dat zwanger-zijn niet mijn grootste hobby is. Ja, het is heel bijzonder dat een nieuw mensenleven ontstaat in mijn lichaam, en ja, het getrappel en gewoel is erg prettig. Maar verder hoeft het voor mij niet zo, dat in verwachting zijn. Vooral het verlies van controle over mijn eigen lijf ervaar ik als zwaar. En nu het einde in zicht is, wordt het alleen maar lastiger. De beruchte laatste loodjes…

Drie weken geleden ben ik gestopt met werken en sindsdien bestaan mijn dagen uit de huisvrouw spelen en op de bank hangen. Een bezoek aan mijn 89-jarige oma of een museum met vage moderne kunst met bijbehorende treinreizen kunnen er nog vanaf, maar daarna kun je me opvegen. Dan hebben mijn benen reusachtige proporties aangenomen en beweeg ik als diezelfde oma die ik die middag nog heb gezien. Ik hoef nog net niet aan een infuus.

Inmiddels ben ik ruim 38 weken zwanger en ziek. Ook leuk. Lamlendig en snotterend toeleven naar een bevallig – ik kan het iedereen aanraden. Nog meer op de bank hangen dus. Uit pure verveling betrapte ik mezelf onlangs zelfs op het kijken naar een aflevering van Dr. Phil! (zijn nieuwste boek Relationship Rescue al gelezen?) Ik ben er niet trots op, maar ook zwangerschapsfora worden inmiddels door mij verslonden. “Bevallen als je griep hebt”, “hoe herken ik vruchtwater”, “hoe weet ik dat de bevalling is begonnen” en meer van die ongein. Om vervolgens niks wijzer te worden. Maar als de verloskundige tegen mij zegt: “Met een beetje geluk ben je dan al drie”, dan weet ik nu gewoon direct waar ze het over heeft.

Diezelfde verveling zorgt tevens voor een merkwaardig keerpunt in mijn gedachten over zo’n bevalling. Het is verbazingwekkend hoe weinig tijd er nodig is om te gaan van “straks ga ik dood” naar “het kan me niet meer schelen, als dat kind er maar uit is.” Tot voor kort afgrijselijke bevallingsverhalen lijken ineens een stuk minder afgrijselijk. En sommige zijn eigenlijk best vermakelijk: “Zet alsjeblieft een mes in mijn buik en haal dat kind eruit!” En: “Ik was toch opgelucht dat het geen hond was.”

En zo wachten we maar gewoon af. Maar Haal Die Baby Eruit!

Opdat wij niet vergeten: 10 meest sexy zwangerschapskwaaltjes

“Je bent prach-tig zwanger”, hoor ik regelmatig. Hartstikke leuk. Maar een zwangerschap is niet alleen maar stralen en een schitterende buik hebben. Helaas kent dit geweldige wonder-scheppen ook enkele geheimpjes. Waarom hoor je hier nooit iemand over? Omdat de wereldbevolking dan wellicht zou afnemen in plaats van toenemen? Lijkt me niet, aangezien vele vrouwen graag weer achteraan sluiten om alle ellende nógmaals mee te maken.

Je weet natuurlijk nooit hoe de dingen in het leven lopen, maar vooralsnog heb ik voor mezelf reeds besloten dat het bij dit kindje blijft. Ik kan me hier gaan lopen verdedigen over het waarom, maar dat ga ik niet doen. Het gaat erom: mocht ik op een goeie dag stiekem toch ineens gaan twijfelen, dan kan ik deze blog nog eens doorlezen. Want straks ben ik alles weer vergeten.

Hieronder de 10 meest sexy zwangerschapskwaaltjes. Opdat wij niet zullen vergeten.

1. vocht

Als hoogzwangere vrouw heb ik niet alleen het gevoél dat ik eruit zie als een pafferige olifant, ik bén een pafferige olifant. Ik houd liters extra vocht vast, wat resulteert in opgezette enkels en voeten waar een vingerafdruk minstens 4 uur blijft staan. Mijn horlogebandje heb ik een gaatje moeten opschuiven zodat mijn worstenvingers wat meer ruimte krijgen. Helaas is bij mij het carpaal tunnel syndroom vastgesteld, wat zorgt voor non-stop tintelingen en pijn in mijn vingers en handen. Bijzonder fijn, vooral omdat de pijn me ’s nachts wakker houdt.

2. neusissues

Loopneus. Bloedneus. Extreem goed werkende neus. Mijn neus speelt een grote rol in mijn dagelijkse zwanger-zijn. Als iemand twee verdiepingen lager een rijstwafel verorberd, kan ik ‘m ruiken. Heeft de buurman nu alweer een scheet gelaten? Sinds een maand of twee begint mijn neus ook meerdere keren per week spontaan bloed te lekken. Heel leuk. Inmiddels begint het te wennen. Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat dit bloedbad zich vooralsnog alleen in huiselijke kring heeft voorgedaan, zodat alleen D. nog getuige is geweest van dat stuk wc-papier in mijn neus.

3. spataderen

Ik was al de gelukkige bezitter van één spatader op mijn linkerkuit, maar daar zijn er nog een paar bijgekomen. Spataderen zijn sowieso ontzettend sexy dus juij!

4. toiletbezoek

De voortdurende druk op mijn blaas heeft ervoor gezorgd dat ik hardlopen al vrij snel heb opgegeven. Ook nu breng ik ongeveer honderd keer per dag een bezoek aan het toilet, met name ’s nachts. En aangezien deze zich op de benedenverdieping bevindt en mijn bed boven staat, bekent dat vele wandelingen op de tast. Zie verder punt 5, 8 en 9.

5. beroerde conditie

In week 19 van mijn zwangerschap ben ik gestopt met hardlopen, in week 27 met spinning. Op mijn werk heb ik tot week 32 dagelijks zes trappen opgeklommen, en nu nog fiets of wandel ik elke dag een stukje en probeer ik regelmatig te gaan zwemmen. Ik doe mijn best. Maar ik kan niet voorkomen dat ik op de bank moet uithijgen als ik een glas drinken heb ingeschonken. Of dat ik tien minuten moet bijkomen na het aantrekken van mijn sokken en schoenen. Had ik nou maar ballerina’s in huis gehaald!

6. extra kilo’s

Een van de oorzaken van de verslechterde conditie zijn longen die in de verdrukking komen. Een andere moet het extra gewicht zijn dat ik meezeul. Het is nauwelijks aan me te zien, maar ik ben inmiddels stiekem al 17 kilo aangekomen, maar liefst 30% van mijn normale lichaamsgewicht! Waar al die kilo’s zich verstopt hebben is me een raadsel, en echt druk maak ik me er ook niet om, maar bepaald sexy voelt het niet als ik mijn buik met moeite in mijn winterjas moet proppen. Ik verkeer nog in het schemergebied tussen hoop en vrees dat ik niet een zes maten te grote jas van D. aan hoef te trekken.

7. zweten

Overmatig transpireren – wie wil dat nou niet? Als zwangere kun je je lol op! Lichtgekleurde kleding vermijd ik al een poosje zodat okselvlekken minder opvallen. ’s Nachts word ik badend in het zweet wakker, als ik dat al niet was vanwege de pijn in mijn handen of omdat mijn blaas erom schreeuwt die drie druppels plas te lozen. Dat niet kunnen slapen leidt uiteraard automatisch ook tot de sexy wallen onder mijn ogen.

8. geluiden

Kreunen en zuchten – ik draai mijn hand er niet meer voor om. Opstaan van de bank (met 28 kussens in mijn rug) doe ik niet meer geruisloos. Het scheelt als ik een duwtje krijg of op een andere manier omhoog geholpen word, maar kreunen en/of zuchten zal ik! Bukken om iets van de grond te pakken levert standaard een “oeh” op. Zie ook 4, 5 en 7.

9. bekkenpijn in kruis

Hoogzwangere vrouwen waggelen vaak als een pinguïn. Ik doe er ook aan mee! De bekkenpijn is gelukkig niet constant aanwezig, maar wanneer ik opsta (“oeh!”) en een stukje ga lopen voel ik me enorm aantrekkelijk. Waggel waggel waggel. Zie tevens 4 en 8.

10.emotioneel

Mijn lichaam roept steeds vaker “Houd eens even op daarmee!” Maar mijn hersenen denken: “Wat een onzin!” Dat botst wel eens. Ik heb geen toestemming gegeven mijn vuisten niet meer pijnloos te kunnen ballen, of om soms onbedaarlijk in janken te willen uitbarsten, of dat voorheen eenvoudige klusjes als de was ophangen een totale uitputtingsslag betekenen. Er is ook paranoia: als ik op mijn rug ga slapen, gaat mijn baby dood. En dan heb ik het nog niet eens over geheugenproblemen. Ik dementeer sneller dan mijn 89-jarige oma: de koelkast opendoen en me afvragen waarom ook alweer, huissleutels vergeten, waar ging ik nou naar toe? Wat zit er ook alweer in mijn buik?

 

Het vluchtkoffertje

make up kofferTegen het eind van je zwangerschap is het handig om een bevallingstas klaar te hebben staan. Een vluchtkoffertje heet dat in zwangerschapstaal. Voor als je onverhoopt toch in het ziekenhuis moet bevallen. Dan is het wel zo prettig als je je pasgeboren baby iets van kleding aan kunt trekken. Zeker in de winter niet onbelangrijk. Een muntje voor de rolstoel in het ziekenhuis moet erin,evenals warme sokken, een lang t-shirt, schoon ondergoed – dat soort ongein. Maar vergeet ook het elastiekje niet, en een rol pepermunt. En de maxi cosi. Zonder zo’n ding schijn je je baby immers überhaupt niet mee naar huis te krijgen.

Maar vooruit, met de ‘verplichte’ inhoud van zo’n tas kan ik prima leven.

Alleen die make up?

In de ladder van belangrijkheid van het vluchtkoffertje schijnt make up toch vrij hoog te staan. Je moet er natuurlijk wel fatsoenlijk en toonbaar uitzien na 40 uur zweten, puffen, janken en persen. Anders kun je alleen je aller, allerbeste vrienden en zeer directe familie uitnodigen. De enigen die wellicht accepteren dat je er wat minder fris uitziet. Nee, want anders heb je vast behoefte aan een leger aan vage kennissen aan je ziekenhuisbed. Gelukkig ben je vlak vóór de bevalling nog naar de pedicure en de kapper geweest. Stel je toch eens voor, lig je daar met je benen wijd met ongelakte teennagels!

Je moet er toch niet aan denken!

Overigens staat het vluchtkoffertje bij mij nog niet klaar. Als iets móet dan neemt de recalcitrante J. het over. Stronteigenwijs. Ik houd niet zo van dingen die móeten. Eigenlijk vind ik het ook niks dat ik vanaf volgende week móet stoppen met werken. Ik vind het wel fijn, dat wel, maar niet dat het móet.

En nee, de babykamer is ook nog niet af. Is er dan een probleem als de baby per ongeluk veel te vroeg komt? Er is een wieg, er zijn luiers en a whole lotta love… Lijkt mij voorlopig meer dan voldoende!

Ik draag mijn buik laag, dus…

keep-calm-its-a-baby-boy-or-girlIk las een verhaal van Ionica Smeets in de Volkskrant, over bakerpraatjes rond de zwangerschap. Een stuk naar mijn hart. De laatste paar weken ben ik zelf vooral gefascineerd door mensen die aan de vorm van mijn buik denken te kunnen zien hoe ver ik ben en welk geslacht zich daar binnen bevindt.

Toen ik net zwanger was, wilde ik eigenlijk niet weten of we een jongen of een meisje zouden krijgen. Het verrassingselement leek me wel wat, hoewel ik eigenlijk helemaal niet van verrassingen houd. D. leek het echter wel handig, en toen de 20-weken echo naderde, kon ik mijn nieuwsgierigheid niet langer in bedwang houden. Zodoende weten we nu al een poosje of de babykamer blauw of roze geverfd moet worden.

Ik dacht vooral dat het ons zou helpen met het kiezen van een naam. Helaas. Ik ben inmiddels bijna 34 weken zwanger en we zijn er nog altijd niet uit. Een lichte paniek maakt zich soms van mij meester, want wat als ‘het’ te vroeg komt? En wat als geen enkele naam aan mijn hoge eisen voldoet? Er zijn maar bar weinig namen die we allebei de moeite waard vinden en op alle namen die voorbij zijn gekomen heeft een van ons wel wat aan te merken. Kortom, een gruwel.

We hebben geprobeerd het geslacht niet te verklappen, en ik denk dat het tot nu toe aardig is gelukt. (Hoewel er altijd mensen zijn die beweren dat ik me allang verluld heb, en die vervolgens niet aan mij willen vertellen wát ik dan heb verluld). Tot ergernis van enkelen. Die vinden het maar stom. Voor zichzelf, met name. Want “nu moet ik een neutraal cadeau geven als je kind geboren is.” Blijkbaar is het niet mogelijk om die prachtige roze tutu met ruches of die stoere hijskraan eventueel ook ná de geboorte aan te schaffen.

Gelukkig is het aan de buitenkant ook prima te zien. Ik voel de voetjes vooral aan de rechterkant, dus het wordt een meisje. Ik slaap het liefst op mijn linkerzij, dus het wordt een jongen. Mijn kont en benen zijn dikker geworden tijdens de zwangerschap, dus het is een meisje. Mijn buik heeft de vorm van een basketbal, dus ik krijg een jongen. D. is een “echte meisjesman”, dus het is een meid. Op de echo is een sterke kaaklijn te zien, dus het is een jongen. ’s Ochtends drink ik graag een glas verse jus d’orange, dat kan alleen maar een meisje betekenen. Ik heb meer trek in hartig dan in zoet, dus het wordt een jochie.

En zoals Ionica Smeets treffend schreef, het irritante is dat ongeveer de helft van de mensen straks gelijk krijgt en deze onzin dus een eigen leven blijft leiden.

De deskundigen in mijn omgeving denken ook in te kunnen schatten hoe ver ik inmiddels gevorderd ben in de zwangerschap. Tot voor kort kreeg ik constant te horen wat een bescheiden buikje ik had, maar die tijden zijn voorbij. Want allemachtig, wat ben ik dik! Als die mensen dan horen dat ik nog zo’n zes weken te gaan heb, levert dit van die grote, ongelovige ogen vol schrik en mededogen op. “Weet je het zeker?” En: “Hoeveel zitten er dan in, joh!?”

Prachtig.

Ik vind het zelf nog wel meevallen, eigenlijk. Ja, hij zit in de weg en ik begin het ook wel een beetje zat te worden allemaal, maar ik heb buiken gezien… daar past de mijne wel twee keer in! De verloskundige noemt mijn buik en mijn zwangerschap er een “uit het boekje”. En dat vind ik stiekem wel prettig. Ik ben blijkbaar toch graag “uit het boekje”. Lekker gemiddeld.

Zwanger-zijn is soms ook leuk – heus!

Na al het geklaag (nog altijd met knipoog) in mijn vorige blogs is het nu tijd voor wat positiefs. Je zou het namelijk misschien niet geloven, maar ik ben ook nog altijd heel erg blij dat ik een baby verwacht. Het is niet alleen maar kommer en kwel. En zwanger-zijn heeft ook zo zijn voordelen – heus!

Op mijn werk bijvoorbeeld. Ik heb een langer contract dan gebruikelijk gekregen, om een papieren rompslomp te vermijden. Ook zijn mijn uren naar een gunstiger tijdstip gebracht, zodat ik nu ’s middags kan relaxen en straks minder problemen met kinderopvang heb.

Verder mag ik mijn zwangerschap als excuus gebruiken om alles waar ik zin in heb te doen, en alles waar ik geen zin in heb te laten. Er is niemand die raar opkijkt als ik nog een gebakje neem of een zak chips opentrek. Afval wegbrengen doe ik niet meer sinds ik de toegangspas van de ondergrondse container ín diezelfde container heb gegooid (en 20 euro voor een nieuwe heb moeten betalen).

De hartslag van je baby horen, en je kind een duim op zien steken op een echo is ook geweldig.

Maar het kan nog leuker.

Het allerleukst aan zwanger-zijn is het getrappel en geschuif in mijn buik. Als een zwangerschap alleen hieruit zou bestaan, en als het geen verdere consequenties zou hebben, dan zou ik altijd in verwachting willen zijn. Het gevoel van de bewegingen van een levend parasitair wezen in je lijf is onvoorstelbaar cool, en ik word er altijd bijzonder blij van.

Wat vage bubbeltjes in het begin zijn inmiddels uitgegroeid tot schokkende hikbewegingen, heen en weer geschuif van een uitstekende kont en af en toe een venijnige trap tegen mijn ribben.

Ik vind ze allemaal geweldig, net als mijn katten, die de zichtbare bewegingen allemaal bijzonder interessant lijken te vinden en elke gelegenheid aangrijpen bovenop mijn buik te springen.

Er is dus nog voldoende om blij van te worden, en ik kijk er bijzonder naar uit om mijn baby te ontmoeten. Maar beter nog even wachten. De babykamer is nog niet af, en ik wil de komende weken nog gebruiken om hopelijk een beter besef te krijgen van wat er allemaal gebeurt. Vooralsnog voelt die inmiddels toch wel behoorlijk uitpuilende pens (de eerste “weet je zeker dat er maar één in zit?” is zelfs al gemaakt) nog altijd als iets tijdelijks, waarna ik straks mijn oude leventje weer zal oppakken. Maar op andere tijdstippen vraag ik me weer af hoe ik hier in vredesnaam ben beland. En op het moment dat je tegen elkaar zegt: “We moeten nog hydrofiele luiers kopen”, dan weet je weer hoe laat het is.

Tsja, dat hoort erbij, hè

De enige vraag die eigenlijk – in mijn bijzijn althans – al maanden aan D., de vader van de ongeboren spruit, gesteld wordt is: “Heeft ze al last van moodswings? Nee? Oh, dat komt nog wel.”

Ik ben benieuwd. D. ook, vermoed ik.

Gezien mijn verleden van depressies en paniekaanvallen is het eigenlijk wel rustig aan het emotionele front. Natuurlijk ben ik bang. Ik ben ontzettend bang voor alles wat straks gaat komen. Is mijn kindje wel gezond? Ga ik de bevalling overleven? Word ik een goede moeder? Gaat onze relatie hieronder lijden? Willen mijn kinderloze vrienden mij straks nog wel zien? Worden de katten niet enorm jaloers? Doe ik te veel? Of juist te weinig? En al die andere belangrijke vragen: kan het kwaad als ik nu deze zak chips leeg eet? Wat als mijn kind op korfbal wil?

Ja. En soms wordt me dat even te veel. Dan wil ik onder de dekens kruipen en verdwijnen. Zo af en toe heb ik daar last van, dan kan ik alleen maar janken en heb ik het gevoel dat niemand me begrijpt. Maar dat is niets nieuws. Daar hoef ik niet zwanger voor te zijn. Ik heb al een flinke portie gehad, en D. daardoor ook. Daarbij vergeleken zijn zwangerschapsemoties een eitje. En juist omdát we samen al veel ellendige momenten hebben gehad, denk ik dat het allemaal wel goed zal komen. En dat is eigenlijk vrij uitzonderlijk, dat ik dat denk.

Toch ben ik de afgelopen maanden in rap tempo voor twee dingen allergisch geworden:

  1. alles wat ‘handig’ is. Zelfs als iets handig ís. Maar als iemand tegen me zegt: “Goh, dat is handig”, dan ben ik alvast geneigd af te haken.
  2. de uitspraak “tsja, dat hoort erbij, hè”

Ik wil niet als een klager door het leven gaan. En dus zeg ik meestal dat alles perfect gaat en ik nergens last van heb. Als ik per ongeluk toch aangeef dat mijn buik toch wel een beetje in de weg begint te zitten, of dat mijn rug nu wel erg pijnlijk wordt, of dat ik het jammer vind dat ik niet meer kan sporten, krijg ik altijd de volgende magische woorden te horen:

Tsja. Dat hoort erbij, hè.

Alsof het dan ineens leuk is om niet fatsoenlijk te kunnen eten zonder dat je maag omdraait. Alsof het dan ineens niet vervelend is dat een eenvoudige handeling als je schoenen aantrekken een onderneming van reusachtige proporties is geworden. Of dat nachtrust dan ineens niet meer zo belangrijk is (“wen er maar aan”). Waarom zijn er maar bar weinig mensen die zeggen: wat irritant, zeg!

Maar mensen zijn vreemde wezens. Vooral vrouwen die zelf een kind hebben gebaard, en dus beter zouden moeten weten. Maar het lijkt alsof die na de bevalling massaal last krijgen van postnatale zwangerschapsdementie. Ze zijn alle kwaaltjes spontaan vergeten, of hebben besloten te doen alsof ze die zijn vergeten.

Ik ben geen naïef meisje. Ik weet heus wel dat een buik over het algemeen groeit als je zwanger bent. Ik weet ook dat randzaken als misselijkheid, rugpijn en vermoeidheid logisch zijn als er van alles in je lichaam verandert. De weegschaal die inmiddels cijfers aangeeft die ik nooit eerder heb gezien. Allemaal prima. Maar ondertussen zit ik er wél mee. Normaal op de bank zitten of in bed liggen is er niet meer bij. Ik heb minstens vier keer per week een bloedneus. Ik begin door bekkenpijntjes steeds meer op een waggelende pinguïn te lijken. De wekelijkse spinningles heb ik op moeten geven en ingeruild voor het zwembad, waar ik als een nijlpaard door het water beweeg.

Ik heb er enorm veel moeite mee dat ik langzaam de controle over mijn lichaam verlies. Een “tsja, dat hoort erbij, hè” zorgt dan eerder voor een gevoel van eenzaamheid in plaats dat het me opbeurt.

Maar ja.

“Het leuke is, ik ben het alweer helemaal vergeten. En jij straks ook”, zei een vriendin laatst tegen me. En zo is het waarschijnlijk. Ik weet ook best dat het tijdelijk is. En dat ik straks, net als al die andere moeders, aan postnatale zwangerschapsdementie zal lijden. Ook dat hoort erbij.

Hè?

Lekker samen zwangeren

samen zwanger“We zijn zwanger.”

Bluueeegghh!

Allereerst: ík ben degene die schoenen niet meer fatsoenlijk aan krijgt. Ik ben degene die aan de biologische appelsap zit te lurken. Ik ben die dikke koe op de fiets. En ik ben ook de persoon die steeds vaker wordt aangesproken via mijn buik. Ik ben überhaupt de enige die dat gezemel over buiken, luiers, navelbandjes en andere wollige geouwehoer moet aanhoren. D. staat erbij en neemt een slok van zijn bier.

Op zulke momenten wou ik weleens dat ik een vent was.

Hij mag zijn zaadje afleveren en dan weer negen maanden wat anders gaan doen. Afgezien van het verschonen van de kattenbak blijft zijn rol tijdens de zwangerschap beperkt tot een absoluut minimum. Hij hangt er als een wormvormig aanhangsel bij. Er is iets mee, en hij is vast belangrijk, maar waarvoor hij precies dient, dat weet niemand meer exact. Hem wordt niks gevraagd (behalve of zijn vrouw, en daardoor ook hij, last heeft van zwangerschapshormonen), en zijn aanwezigheid bij de verloskundige wordt geaccepteerd, maar eigenlijk slechts gedoogd.

D. gaat altijd mee naar de verloskundige. Waarom weet ik eigenlijk niet zo goed, want die bezoekjes zijn doorgaans behoorlijk saai. Ik word op de weegschaal geconfronteerd met extra kilo’s, mijn bloeddruk wordt gemeten, ik krijg te horen hoe prachtig mijn buik is, er worden me “goede weken” gewenst, en dan kunnen we weer naar huis.

De verloskundige vindt het aanvankelijk geweldig dat D. er bij is. Maar hij mag erbij zitten, en dient verder zijn mond te houden. Het is zeker niet de bedoeling dat hij lastige vragen gaat stellen – doorgaans de favoriete bezigheid van D.

“Zeg, is de bloeddruk van de gemiddelde vrouw anders dan die van de gemiddelde man?”

Hij kon het niet laten.

De verloskundige keek alsof ze een haring en een muis de lambada zag dansen. Ze keek me kwaad aan. Wie was die gast? Maar D. wachtte nog steeds op antwoord.

Ik vond het steeds leuker worden.

“Ja”, stamelde ze. “Ja. Jaaaa… uhm…”

Dat is dus duidelijk niet de bedoeling, dat je als man een beetje vragen gaat stellen! Mond houden en “er zijn” voor je vrouw, dát is waar het op neerkomt als kerel.

Omdat mijn ouders al uit elkaar waren toen ik geboren werd, heb ik nooit geweten hoe het is om een vader in huis te hebben. Mede daarom vind ik het extra belangrijk dat mijn kind opgroeit met een mannelijk rolmodel. Ik weiger een sentimentele draak te worden, maar de andere kant van het verhaal is dat D. toevallig ook erg goed is in het “er zijn”-gedeelte. Hij hoort geduldig mijn steeds vaker voorkomende klaagzang aan over rug-, buik- en andere pijntjes; hij vertrouwt erop dat mijn gekakel ergens goed voor is. De babykamer is met zijn twee rechterhanden volledig zijn territorium. Als ik hongerig naar zijn bord kijk, dan geeft hij me nog wat van zijn eten, en hij liegt dat ik er nog altijd fantastisch uitzie.

Fijn, zo’n man. Zwangert op de juiste manier lekker mee.

Moet je echt doen!

* naar zo’n omgedraaide wok luisteren, dat vinden alle ongeboren baby’s leuk!

* het gebied tussen je anus en vagina masseren om inscheuren te voorkomen

* je vriend een briefje met de naam meegeven bij de aangifte (want mannen kunnen dat niet onthouden)

* naar een zwangerschapscursus gaan!

* niet naar een zwangerschapscursus gaan!

* rond de uitgerekende datum een BigMac eten, dan komt de bevalling op gang

* rond de uitgerekende datum seks hebben, door sperma komt de bevalling op gang

* een luieremmer kopen, dat is echt verdomde handig!

* naar de pedicure en kapper vlak voordat je gaat bevallen, anders zie je er niet uit op je kraambed

* mij vertellen wat het wordt, anders moet ik een neutraal kraamcadeau kopen

* een draagdoek kopen, want dan kan je vriend ’s nachts uren rondlopen met de baby

* verhuizen naar een nieuwbouwwijk. Ik zei ook altijd dat ik dat nooit zou doen, maar kinderen kunnen er lekker buiten spelen!

* borstvoeding geven!

* geen borstvoeding geven! Ik heb daar zo’n naar boek over gelezen!

* moedermelk gebruiken om wondjes mee te genezen

* toch maar je eigen gevoel volgen!

Reizen – ’t is gedaan

travelIemand die zich afvroeg of er in Spanje wel luiers te koop zijn. Een ander, met een veel te serieus gezicht: “Wel jammer dat je vanaf nu gedwongen bent om vakantie in Nederland te vieren.” Ik bedankte haar voor haar medeleven. En ik bewonderde de ernst waarmee ze deze opmerking maakte. Stiekem moet ik altijd een beetje grinniken om dit soort uitspraken. Vanwege de intense stompzinnigheid en de tegelijk onvoorstelbare treurigheid die ervan afspat.

Ik heb vergelijkbare onzin meer gehoord de afgelopen maanden.

“Nu is het gedaan met de mooie reizen.”

Ik houd van reizen, meer dan wat dan ook. Ik word enorm gelukkig van nieuwe landen en haar inwoners en culturen ontdekken. Ik heb twee lange reizen door het fascinerende Afrika gemaakt en twee jaar geleden waren D. en ik een half jaar in Latijns-Amerika. Tussendoor doen tripjes naar Europese bestemmingen het altijd goed. Mijn ongeboren kind is reeds in België, Indonesië en Spanje geweest en wat mij betreft komen daar nog vele landen bij zodra hij/zij er fysiek ook bij is.

Maar daar schijnen veel mensen toch anders over te denken. Hoe vaak ik de afgelopen weken niet te horen heb gekregen dat deze hobby over drie maanden definitief, of in elk geval de komende achttien jaar, verleden tijd is.

Hoezo precies? Een kindje krijgen staat toch niet gelijk aan je zomers verplicht op een camping in Zuid-Frankrijk doorbrengen? Of aan een midweek in een verregend Roompot-park? Of aan achttien jaar eenzame opsluiting?

Hoezo zou ik niet met mijn zoon of dochter in een camper door Canada kunnen reizen? Of met een rugzak backpacken door Azië? Of een stuk fietsen in Duitsland? Wat is er mis met rondtrekken in Scandinavië?

Ik besef uiteraard dat reizen met een (klein) kind niet vanzelfsprekend is. Het scheelt al een hoop als je koter gezond is, en een beetje gemakkelijk in de omgang. En het zal het nodige geduld (doorgaans niet mijn sterkste eigenschap) en aanpassingsvermogen van me vragen. En nee, ik zal niet meer zo snel 16 uur in een gammele bus met dronken, qat etende chauffeur zonder rijbewijs gaan zitten. Maar verder zie ik niet in waarom ik, samen met mijn kind, de wereld niet verder zou kunnen ontdekken.

“Omdat je kind dat niet leuk vindt”, hoor ik dan weleens.

Op dat soort momenten moet ik altijd denken aan een 5-jarig jochie dat met zijn moeder vijf maanden door Afrika trok. We ontmoetten ze tijdens een legendarische boottocht over Lake Malawi, en zagen ze later nog enkele keren in een hostel. Het jongetje glunderde van oor tot oor, kreeg een stoel toegeschoven zodat ie beter bij de pooltafel kon, en leek de tijd van zijn leven te hebben. Ik vond het ongelooflijk stoer, een alleenstaande moeder met haar zoon, vijf maanden in donker Afrika. En ik heb meer voorbeelden gezien. In het zuiden van Patagonië maakten D. en ik kennis met een Frans stel dat met hun twee kinderen drie jaar lang in een camper een wereldreis maakte. ’s Ochtends wakker worden met dolfijnen en walvissen, diverse talen leren, daar kon geen school tegenop. Of Amerikanen die met hun kinderen vier maanden van China naar Maleisië gingen fietsen. Een flinke uitdaging. Maar deze mensen laten zien dat niets onmogelijk is!

Maar ter geruststelling van velen zijn D. en ik afgelopen week toch maar een weekje naar Valencia geweest. Voor de zekerheid. En heel gek, in de supermarkt lagen zelfs luiers!