Middenbouw

IMG-20200627-WA0006-01Maandag begon een nieuwe fase waar ouders al eeuwen voor worden gewaarschuwd, want wie kinderen krijgt moet veel inleveren, maar je krijgt er ook veel voor terug: eigenwijze en bijdehante koters. Maandagochtend fietsten we naar school en zag ik een gezicht waarop een combinatie van lichte spanning, enthousiasme en nieuwsgierigheid af te lezen viel. Even later, op het schoolplein, liep ze hand in hand met haar vriendinnetje, buurmeisje en vanaf nu ook klasgenootje vrolijk huppelend het gebouw in. Ik lachte haar toe, probeerde haar nog een knuffel te geven en naar haar te zwaaien, maar ze zag me al niet meer. Er kon nog net een vlug kusje en een doei van af, en weg was ze.

Het schoolgebouw is sinds maart verboden terrein voor ouders, dus naar wat zich daar binnen afspeelt kan ik alleen gissen. Ik stelde me voor hoe ze even later, in haar nieuwe klas een verdieping hoger, op haar stoel in een kring van vreemde gezichten, observerend en aarzelend rondkeek, giechelend met haar vriendin, en ik realiseerde me ineens weer hoe klein ze toch nog was.

De kleuterschool was ze al ontgroeid, in alle opzichten. Bedeesd en braaf, en sociaal en slim. Nog maar anderhalf jaar geleden liep ze er voor eerst naar binnen, en ging ze weifelend op het stoeltje naast de juf zitten, haar knuffelkonijn stevig vasthoudend als een schild. Wij bleven van achter het raam nog een tijdje staan kijken, als stiekeme voyeurs, en zagen dat ze al snel de kring in keek, ontdooide en iets vertelde.

Ik had meer moeite met de verandering. Vooral het wachten op het schoolplein, wat nog het meest weg heeft van met een groep onbekenden in een lift staan, deed een groter beroep op me dan ik van tevoren had bedacht. De groepjesvorming, net als toen ik vroeger zelf op school zat, maar dan nu van de ouders. Timing werd ineens heel belangrijk. Het was zaak om niet te laat, maar vooral ook niet te vroeg te komen. En net als ik dacht dat ik gek werd van het gekrioel van andere ouders, was daar het moment dat de schooldeur open zwaaide en ze een voor een naar buiten kwamen gerend, die van mij met haar giraffenrugzak in haar hand, samen met tien tekeningen die ze zo snel mogelijk in mijn handen drukte. “Ik wil met iemand afspreken.”

Er kwam een krankzinnig schooljaar, waarin we haar eerst zes weken lieten spijbelen om te reizen en ze niet veel later een paar maanden niet naar school mócht vanwege corona. Van de juf kreeg ze werkjes uit groep 3, voor een beetje uitdaging, die ze met twee vingers in haar neus in recordtijd maakte. Boeken uit de bieb werden verslonden, ze schreef verhaaltjes over pratende gitaren die jammerlijk aan hun einde kwamen, rekenen was “echt een makkie”, haar vingers gleden wel een half uur over de globe, op zoek naar onontdekte landen. Ook de juf zag in dat ze bij de kleuters niet veel meer te zoeken had, en dus was er het vervroegde afscheid, want ze wordt in januari pas 6. Een middenbouwer. Het kleine grut vliegt uit. En ik vind het nog wel zo leuk, nu. Groot genoeg om mee te ouwehoeren en klein genoeg om mee te knuffelen. Het zal niet lang meer duren voor ze wordt geïndoctrineerd door de oudere  kinderen, die al 8 zijn, en ze nóg bijdehanter gaat worden dan ze al is. Ze heeft beloofd dat ze me altijd zal blijven knuffelen, dat wel.

Het schoolplein

Ik was een beetje vroeg, en zat nog op een bankje van het zonnetje te genieten terwijl het schoolplein langzaam volstroomde met Groen Links-stemmers. Nieuwsgierig keek ik rond. Ik probeerde te achterhalen welke moeder of vader überhaupt een kind had dat bij mijn kind in de klas zat. Was die nou gescheiden? Waar ken ik die vrouw nu ook alweer van? Die gast zag ik vroeger nog wel eens in de kroeg, heeft hij kinderen?!

Ruim een maand geleden ben ik toegetreden tot het genootschap van schoolpleinouders. ’s Ochtends moet ik steevast denken aan de tijd dat ik de hele dag voor de deur van de concertzaal had gelegen omdat ik per se vooraan wilde staan. Als dan de deuren opengingen, stoof iedereen naar binnen om het beste plekje bij het podium te bemachtigen. Zo gaat het op school ook ongeveer. De deuren gaan om 8.20 uur open en iedereen verdringt zich voor de deur om zo snel mogelijk hun kind af te leveren.

’s Middags staat vaak de andere ouder op het plein voor diezelfde deur te wachten tot hun kroost weer naar buiten komt.

Mijn aandacht werd getrokken door twee krijsende kinderen die vochten om de schommel. De moeders waren te druk met kletsen om in te grijpen.

“Hij was wel moe, hoor. Ja, hij lag er zaterdag pas om half elf in, joh. Ja, hij wilde natuurlijk eerst Wie is de Mol kijken.”

Bij het klimrek kwam een curlingmoeder aangelopen met een futuristische kinderwagen. Haar dreumes schatte ik nauwelijks één jaar, maar nummer twee lag al in de wagen te pruttelen. De dreumes probeerde op het klimrek te klimmen. Moeder raakte een klein beetje in paniek. “Dat kan niet, Sofie”, zei ze. “Senn ligt te slapen.”  Ze veegde snel de drie zandkorrels van Sofies broek af.

Voor me parkeerde de quinoamoeder haar voertuig. Ik probeerde te bepalen of de ingesnoerde peuter een jongen of een meisje was, maar dat was lastig, omdat het waarschijnlijk nog nooit een kapper had gezien.

De alles mag-moeder liet haar zoon de schommel afpakken van iemands dochter. Verderop stond een vrouw driftig op haar iPhone te typen, terwijl haar baby bungelend aan haar andere arm hing.

Saar had zaterdag weer de wekelijkse hockeytraining gehad, hoorde ik iemand zeggen. Dat moest helemaal in Enschede, want van hockey weten ze hier niks.

“Hoe laat moet je dan weg?”

“Zeven uur ’s ochtends.”

“En hoe deed je dat dan met de voetbal van Finn?”

“Die moest gelukkig ’s middags pas spelen. Konden we direct door, haha.”

De deur ging open. Mijn dochter kwam enthousiast aanrennen en wilde zo snel mogelijk haar nieuw geleerde liedje zingen, voordat ze ‘m zou vergeten.

“En nu wil ik naar huis, mama.”

Ik ook.

Eindelijk!

DSC_0041Ik voerde een tamelijk bizar telefoongesprek. Ik verontschuldigde me tegenover de mevrouw aan de andere kant van de lijn. “Ja, dit is een beetje gek misschien”, stamelde ik, “maar ik wil mijn dochter inschrijven op school.” Ze had net haar eerste stapjes gezet, en was wat aan het brabbelen, verder kon ze nog niet zoveel. “Wanneer wordt ze 4?”, vroeg de mevrouw. “Uhm, ja, uhm, over drie jaar”, zei ik. De mevrouw was even stil. Ik stelde me voor dat ze nu keihard in lachen zou uitbarsten, en me zou doorverwijzen naar een of andere instantie, en ik wilde de verbinding het liefst verbreken om mezelf deze afgang te besparen. Maar ze begon alweer te praten. “Oké”, zei ze, “ze staat derde op de wachtlijst. Tot over drie jaar!”

345 dagen geleden werd H. dan 3 jaar en keek ze met slaperige ogen in de vroege ochtend naar de ballonnen die we vasthielden. “Gefeliciteerd met je verjaardag!”, riepen we. Er verscheen een grote glimlach op haar gezicht. “Juij! Mag ik dan nu naar de basisschool?”

Het beloofde een lang jaar worden.

“Hoe lang nog?”, vroeg ze bijna dagelijks. Op het kinderdagverblijf verdwenen steeds meer vriendjes en vriendinnetjes naar de basisschool, en de gang ernaar toe werd steeds ingewikkelder. “Ik wil daar niet meer naartoe”, huilde ze soms. Ze wilde leren lezen en schrijven,en met andere, grotere kinderen spelen.

En nu is het dan eindelijk zover.

Morgen mag ze voor het eerst kennismaken met haar nieuwe klasgenoten. Twee dagen wennen, zoals dat heet, voordat na de kerstvakantie het echte werk gaat beginnen. Haar grote mond (“ik vind het helemaal niet eng, hoor”) is inmiddels niet zo groot meer. Ze slaapt slecht, wil alleen maar knuffelen op de bank. “Ik vind het toch wel spannend”, zei ze vanmorgen. “Ik ben bang dat er geen andere kinderen zijn.”

Ik bereid me voor op een dramatische toestand, morgenochtend, waarbij ze met geweld uit mijn armen getrokken moet worden. En eigenlijk hoop ik dat ze niet meer mee naar huis wil als ik haar begin van de middag weer kom ophalen.