Ik draag mijn buik laag, dus…

keep-calm-its-a-baby-boy-or-girlIk las een verhaal van Ionica Smeets in de Volkskrant, over bakerpraatjes rond de zwangerschap. Een stuk naar mijn hart. De laatste paar weken ben ik zelf vooral gefascineerd door mensen die aan de vorm van mijn buik denken te kunnen zien hoe ver ik ben en welk geslacht zich daar binnen bevindt.

Toen ik net zwanger was, wilde ik eigenlijk niet weten of we een jongen of een meisje zouden krijgen. Het verrassingselement leek me wel wat, hoewel ik eigenlijk helemaal niet van verrassingen houd. D. leek het echter wel handig, en toen de 20-weken echo naderde, kon ik mijn nieuwsgierigheid niet langer in bedwang houden. Zodoende weten we nu al een poosje of de babykamer blauw of roze geverfd moet worden.

Ik dacht vooral dat het ons zou helpen met het kiezen van een naam. Helaas. Ik ben inmiddels bijna 34 weken zwanger en we zijn er nog altijd niet uit. Een lichte paniek maakt zich soms van mij meester, want wat als ‘het’ te vroeg komt? En wat als geen enkele naam aan mijn hoge eisen voldoet? Er zijn maar bar weinig namen die we allebei de moeite waard vinden en op alle namen die voorbij zijn gekomen heeft een van ons wel wat aan te merken. Kortom, een gruwel.

We hebben geprobeerd het geslacht niet te verklappen, en ik denk dat het tot nu toe aardig is gelukt. (Hoewel er altijd mensen zijn die beweren dat ik me allang verluld heb, en die vervolgens niet aan mij willen vertellen wát ik dan heb verluld). Tot ergernis van enkelen. Die vinden het maar stom. Voor zichzelf, met name. Want “nu moet ik een neutraal cadeau geven als je kind geboren is.” Blijkbaar is het niet mogelijk om die prachtige roze tutu met ruches of die stoere hijskraan eventueel ook ná de geboorte aan te schaffen.

Gelukkig is het aan de buitenkant ook prima te zien. Ik voel de voetjes vooral aan de rechterkant, dus het wordt een meisje. Ik slaap het liefst op mijn linkerzij, dus het wordt een jongen. Mijn kont en benen zijn dikker geworden tijdens de zwangerschap, dus het is een meisje. Mijn buik heeft de vorm van een basketbal, dus ik krijg een jongen. D. is een “echte meisjesman”, dus het is een meid. Op de echo is een sterke kaaklijn te zien, dus het is een jongen. ’s Ochtends drink ik graag een glas verse jus d’orange, dat kan alleen maar een meisje betekenen. Ik heb meer trek in hartig dan in zoet, dus het wordt een jochie.

En zoals Ionica Smeets treffend schreef, het irritante is dat ongeveer de helft van de mensen straks gelijk krijgt en deze onzin dus een eigen leven blijft leiden.

De deskundigen in mijn omgeving denken ook in te kunnen schatten hoe ver ik inmiddels gevorderd ben in de zwangerschap. Tot voor kort kreeg ik constant te horen wat een bescheiden buikje ik had, maar die tijden zijn voorbij. Want allemachtig, wat ben ik dik! Als die mensen dan horen dat ik nog zo’n zes weken te gaan heb, levert dit van die grote, ongelovige ogen vol schrik en mededogen op. “Weet je het zeker?” En: “Hoeveel zitten er dan in, joh!?”

Prachtig.

Ik vind het zelf nog wel meevallen, eigenlijk. Ja, hij zit in de weg en ik begin het ook wel een beetje zat te worden allemaal, maar ik heb buiken gezien… daar past de mijne wel twee keer in! De verloskundige noemt mijn buik en mijn zwangerschap er een “uit het boekje”. En dat vind ik stiekem wel prettig. Ik ben blijkbaar toch graag “uit het boekje”. Lekker gemiddeld.

Tsja, dat hoort erbij, hè

De enige vraag die eigenlijk – in mijn bijzijn althans – al maanden aan D., de vader van de ongeboren spruit, gesteld wordt is: “Heeft ze al last van moodswings? Nee? Oh, dat komt nog wel.”

Ik ben benieuwd. D. ook, vermoed ik.

Gezien mijn verleden van depressies en paniekaanvallen is het eigenlijk wel rustig aan het emotionele front. Natuurlijk ben ik bang. Ik ben ontzettend bang voor alles wat straks gaat komen. Is mijn kindje wel gezond? Ga ik de bevalling overleven? Word ik een goede moeder? Gaat onze relatie hieronder lijden? Willen mijn kinderloze vrienden mij straks nog wel zien? Worden de katten niet enorm jaloers? Doe ik te veel? Of juist te weinig? En al die andere belangrijke vragen: kan het kwaad als ik nu deze zak chips leeg eet? Wat als mijn kind op korfbal wil?

Ja. En soms wordt me dat even te veel. Dan wil ik onder de dekens kruipen en verdwijnen. Zo af en toe heb ik daar last van, dan kan ik alleen maar janken en heb ik het gevoel dat niemand me begrijpt. Maar dat is niets nieuws. Daar hoef ik niet zwanger voor te zijn. Ik heb al een flinke portie gehad, en D. daardoor ook. Daarbij vergeleken zijn zwangerschapsemoties een eitje. En juist omdát we samen al veel ellendige momenten hebben gehad, denk ik dat het allemaal wel goed zal komen. En dat is eigenlijk vrij uitzonderlijk, dat ik dat denk.

Toch ben ik de afgelopen maanden in rap tempo voor twee dingen allergisch geworden:

  1. alles wat ‘handig’ is. Zelfs als iets handig ís. Maar als iemand tegen me zegt: “Goh, dat is handig”, dan ben ik alvast geneigd af te haken.
  2. de uitspraak “tsja, dat hoort erbij, hè”

Ik wil niet als een klager door het leven gaan. En dus zeg ik meestal dat alles perfect gaat en ik nergens last van heb. Als ik per ongeluk toch aangeef dat mijn buik toch wel een beetje in de weg begint te zitten, of dat mijn rug nu wel erg pijnlijk wordt, of dat ik het jammer vind dat ik niet meer kan sporten, krijg ik altijd de volgende magische woorden te horen:

Tsja. Dat hoort erbij, hè.

Alsof het dan ineens leuk is om niet fatsoenlijk te kunnen eten zonder dat je maag omdraait. Alsof het dan ineens niet vervelend is dat een eenvoudige handeling als je schoenen aantrekken een onderneming van reusachtige proporties is geworden. Of dat nachtrust dan ineens niet meer zo belangrijk is (“wen er maar aan”). Waarom zijn er maar bar weinig mensen die zeggen: wat irritant, zeg!

Maar mensen zijn vreemde wezens. Vooral vrouwen die zelf een kind hebben gebaard, en dus beter zouden moeten weten. Maar het lijkt alsof die na de bevalling massaal last krijgen van postnatale zwangerschapsdementie. Ze zijn alle kwaaltjes spontaan vergeten, of hebben besloten te doen alsof ze die zijn vergeten.

Ik ben geen naïef meisje. Ik weet heus wel dat een buik over het algemeen groeit als je zwanger bent. Ik weet ook dat randzaken als misselijkheid, rugpijn en vermoeidheid logisch zijn als er van alles in je lichaam verandert. De weegschaal die inmiddels cijfers aangeeft die ik nooit eerder heb gezien. Allemaal prima. Maar ondertussen zit ik er wél mee. Normaal op de bank zitten of in bed liggen is er niet meer bij. Ik heb minstens vier keer per week een bloedneus. Ik begin door bekkenpijntjes steeds meer op een waggelende pinguïn te lijken. De wekelijkse spinningles heb ik op moeten geven en ingeruild voor het zwembad, waar ik als een nijlpaard door het water beweeg.

Ik heb er enorm veel moeite mee dat ik langzaam de controle over mijn lichaam verlies. Een “tsja, dat hoort erbij, hè” zorgt dan eerder voor een gevoel van eenzaamheid in plaats dat het me opbeurt.

Maar ja.

“Het leuke is, ik ben het alweer helemaal vergeten. En jij straks ook”, zei een vriendin laatst tegen me. En zo is het waarschijnlijk. Ik weet ook best dat het tijdelijk is. En dat ik straks, net als al die andere moeders, aan postnatale zwangerschapsdementie zal lijden. Ook dat hoort erbij.

Hè?

Lekker samen zwangeren

samen zwanger“We zijn zwanger.”

Bluueeegghh!

Allereerst: ík ben degene die schoenen niet meer fatsoenlijk aan krijgt. Ik ben degene die aan de biologische appelsap zit te lurken. Ik ben die dikke koe op de fiets. En ik ben ook de persoon die steeds vaker wordt aangesproken via mijn buik. Ik ben überhaupt de enige die dat gezemel over buiken, luiers, navelbandjes en andere wollige geouwehoer moet aanhoren. D. staat erbij en neemt een slok van zijn bier.

Op zulke momenten wou ik weleens dat ik een vent was.

Hij mag zijn zaadje afleveren en dan weer negen maanden wat anders gaan doen. Afgezien van het verschonen van de kattenbak blijft zijn rol tijdens de zwangerschap beperkt tot een absoluut minimum. Hij hangt er als een wormvormig aanhangsel bij. Er is iets mee, en hij is vast belangrijk, maar waarvoor hij precies dient, dat weet niemand meer exact. Hem wordt niks gevraagd (behalve of zijn vrouw, en daardoor ook hij, last heeft van zwangerschapshormonen), en zijn aanwezigheid bij de verloskundige wordt geaccepteerd, maar eigenlijk slechts gedoogd.

D. gaat altijd mee naar de verloskundige. Waarom weet ik eigenlijk niet zo goed, want die bezoekjes zijn doorgaans behoorlijk saai. Ik word op de weegschaal geconfronteerd met extra kilo’s, mijn bloeddruk wordt gemeten, ik krijg te horen hoe prachtig mijn buik is, er worden me “goede weken” gewenst, en dan kunnen we weer naar huis.

De verloskundige vindt het aanvankelijk geweldig dat D. er bij is. Maar hij mag erbij zitten, en dient verder zijn mond te houden. Het is zeker niet de bedoeling dat hij lastige vragen gaat stellen – doorgaans de favoriete bezigheid van D.

“Zeg, is de bloeddruk van de gemiddelde vrouw anders dan die van de gemiddelde man?”

Hij kon het niet laten.

De verloskundige keek alsof ze een haring en een muis de lambada zag dansen. Ze keek me kwaad aan. Wie was die gast? Maar D. wachtte nog steeds op antwoord.

Ik vond het steeds leuker worden.

“Ja”, stamelde ze. “Ja. Jaaaa… uhm…”

Dat is dus duidelijk niet de bedoeling, dat je als man een beetje vragen gaat stellen! Mond houden en “er zijn” voor je vrouw, dát is waar het op neerkomt als kerel.

Omdat mijn ouders al uit elkaar waren toen ik geboren werd, heb ik nooit geweten hoe het is om een vader in huis te hebben. Mede daarom vind ik het extra belangrijk dat mijn kind opgroeit met een mannelijk rolmodel. Ik weiger een sentimentele draak te worden, maar de andere kant van het verhaal is dat D. toevallig ook erg goed is in het “er zijn”-gedeelte. Hij hoort geduldig mijn steeds vaker voorkomende klaagzang aan over rug-, buik- en andere pijntjes; hij vertrouwt erop dat mijn gekakel ergens goed voor is. De babykamer is met zijn twee rechterhanden volledig zijn territorium. Als ik hongerig naar zijn bord kijk, dan geeft hij me nog wat van zijn eten, en hij liegt dat ik er nog altijd fantastisch uitzie.

Fijn, zo’n man. Zwangert op de juiste manier lekker mee.

Moet je echt doen!

* naar zo’n omgedraaide wok luisteren, dat vinden alle ongeboren baby’s leuk!

* het gebied tussen je anus en vagina masseren om inscheuren te voorkomen

* je vriend een briefje met de naam meegeven bij de aangifte (want mannen kunnen dat niet onthouden)

* naar een zwangerschapscursus gaan!

* niet naar een zwangerschapscursus gaan!

* rond de uitgerekende datum een BigMac eten, dan komt de bevalling op gang

* rond de uitgerekende datum seks hebben, door sperma komt de bevalling op gang

* een luieremmer kopen, dat is echt verdomde handig!

* naar de pedicure en kapper vlak voordat je gaat bevallen, anders zie je er niet uit op je kraambed

* mij vertellen wat het wordt, anders moet ik een neutraal kraamcadeau kopen

* een draagdoek kopen, want dan kan je vriend ’s nachts uren rondlopen met de baby

* verhuizen naar een nieuwbouwwijk. Ik zei ook altijd dat ik dat nooit zou doen, maar kinderen kunnen er lekker buiten spelen!

* borstvoeding geven!

* geen borstvoeding geven! Ik heb daar zo’n naar boek over gelezen!

* moedermelk gebruiken om wondjes mee te genezen

* toch maar je eigen gevoel volgen!

Laat zien, die beeldige bolle buik!

kledingIk heb onlangs een zwangerschapsbroek gekocht, een skinny jeans. Mama high rib heet ie. Ofzoiets. Van de H&M, de winkel die ik een paar jaar geleden geprobeerd heb in de ban te doen. Is niet gelukt. En toegegeven: die broek zit fantastisch!

Maar los van die broek (plus die ene die ik van mijn spinningjuf heb gekregen) houd ik me in. Met een elastiekje in het knoopsgat en wat langere shirtjes red ik het allemaal nog prima. Maar dat schijn ik dus allemaal volkomen verkeerd aan te pakken. Ik móet namelijk investeren in positiemode.

Oh jee.

Maar het is nog niet te laat. Ik heb nog drie maanden te gaan, en dus kan ik mijn enorme modeflaters proberen om te zetten in iets fatsoenlijks, zodat ik de resterende tijd als een heuse fashionista met mijn bolle buik, billen én borsten kan pronken! De tijd van oma’s hobbezakken is namelijk echt allang voorbij! Zolang ik me aan de volgende regels houd, komt het misschien allemaal nog goed.

Tuniek – Om te beginnen moet ik heel snel een zwarte legging met een leuk tuniekje gaan aanschaffen. Liefst met een strikje onder mijn tieten, zodat mijn buik extra wordt geaccentueerd. Of een nauwsluitend stretchjurkje. Behalve mijn buik is mijn grandioos groeiende decolleté immers ook nog steeds erg spannend.

Lingerie – Zwangerschapslingerie, je hebt het schijnbaar echt nodig! Het is immers de basis van iedere outfit. Dat ik mijn eigen vertrouwde ondergoed nog steeds draag (wat bezielt me?), is dus echt stom. Ik geef mijn lichaam niet de steun die het zo hard nodig heeft, en bovendien voel ik me niet erg aantrekkelijk. En ik maar denken dat dat kwam door die extra kilo’s die ik meezeul. Stom van me! Snel wat spannende setjes aanschaffen dus. Is ook leuk voor D…

Schoenen – Echt! Die knalblauwe gympen draag je thuis maar! Daar kun je je dus niet mee in het openbaar vertonen! Comfortabele schoenen oké, maar wel met een lage hak en in een neutrale kleur. Dan zie ik er op mijn allerbest uit, én, ook erg belangrijk, voorkom ik valpartijen. Helaas zal ik die beeldige langere hakjes dus nog even moeten laten staan. Veiligheid voor alles! Gelukkig mogen (lees: moeten) ballerina’s wel. En dat is ook helemaal mijn stijl.

Accessoires – Deze mogen niet ontbreken. Een leuke gekleurde sjaal of opvallende ketting geven net een beetje extra jeu en zorgen voor een instant wauw-effect. Bovendien zal mijn omgeving niet denken: heeft ze nou alweer hetzelfde aan?! Stel je voor, zeg!

Jeans – Jeeh! Ik moet een zwangerschapsjeans aanschaffen. Check! Al had ik deze liefst al wel na een week of twaalf gekocht. Oké. Maar toch. Ik ben al redelijk stylish verantwoord bezig!

Kijken wat er komt

Onlangs werd ik door een ex-collega geconfronteerd met een uitspraak van mezelf (niet eens zelf bedacht, volgens mij) van een paar jaar geleden. Iets met “pas kinderen willen als mannen ze kunnen baren.” Het ging me destijds niet om de bevalling zelf – want ja, daar kom je wel weer overheen – maar om de kinderen. Ik wilde ze niet. Punt.

Dat ik geen moeder wilde worden, had – in tegenstelling tot wat vaak werd gedacht – niks te maken met een puberale dwarsheid. Al die mensen die steevast reageerden met een “ach, dat komt nog wel”… Gék werd ik ervan!

Diezelfde mensen hoeven zichzelf nu niet met een genoegzaam “zie je wel” op de borst te kloppen. Dat is te gemakkelijk. Als ik een jaar geleden niet heel bewust was gaan nadenken over deze kwestie, weet ik namelijk zeker dat er nu géén baby in mijn buik had gezeten. En toch ben ik nu zwanger. En dit kindje is meer dan gewenst. Er ís dus iets veranderd. Maar wát precies, daar ben ik nog niet helemaal over uit. Mijn eierstokken weigerden te gaan rammelen, mijn leeftijd vind ik zo onbelangrijk dat ik inmiddels vergeten ben hoe oud ik eigenlijk ben, en moedergevoelens heb ik nooit gehad.

Sterker, de meeste kinderen vind ik ronduit irritant. Ik vind ze vaak veel te druk en luidruchtig, ze lijken permanent Oost-Indisch doof en barsten zonder aanwijsbare reden uit in een oorverdovend gekrijs. Of ze staren je minutenlang expressieloos aan. Mijn steeds ongemakkelijker wordende pogingen een gekke bek te trekken, of gewoon te glimlachen, blijven onbeantwoord en hebben geen enkel resultaat.

Er zijn uiteraard uitzonderingen. De kinderen van vrienden zijn al een stuk beter te pruimen, en mijn neefje staat al bijna drie jaar eenzaam aan de top. Maar ook toen hij werd geboren en ik op slag verliefd was, veranderde er niks in mij. Dat je een baby schattig vindt, hoeft niet direct tot moedergevoelens te leiden. Vreselijk zijn dan ook die goedbedoelde opmerkingen als “staat je goed, hoor”. En, tegen mijn vriend: “Pas maar op, die wil nu ook!”

Hm.

Van druk van buitenaf is echter geen sprake geweest. Het was gewoon nooit een issue. Ik heb drie lange reizen gemaakt, ik houd van spontane ‘kom, we gaan uit eten’ acties, en als ik tot 11 uur in bed wil blijven liggen, dan blijf ik tot 11 uur in bed liggen. Met kinderen was ik gewoon niet bezig (nog steeds niet, eigenlijk). Maar ruim een jaar geleden bedacht ik dat ik niet op een dag wakker wilde worden en me afvragen waaróm ik eigenlijk geen kinderen heb.

Dus toen heb ik mezelf gedwongen erover na te denken. Dat viel niet mee. De dilemma’s kwamen eigenlijk altijd neer op de volgende vraag: zou het “je krijgt er heel veel voor terug” opwegen tegen het inleveren van veel vrijheden van nu? Het heeft me slapeloze nachten gekost, en de nee was groter dan de ja. Maar zonder direct sentimenteel te worden: ik vind een kind de ultieme verbintenis tussen twee mensen. En er zijn altijd wel duizend redenen te bedenken om iets níet te doen.

Een periode van als het lukt, hartstikke leuk, maar als het niet lukt, ook prima brak aan. Gewoon even kijken wat er komt.

Dus ja.

En nu zitten we eraan vast!

Over zo’n vier maanden is er een mini-J of mini-D op deze wereld! Druk en luidruchtig, permanent Oost-Indisch doof, oorverdovend krijsend en met expressieloos gestaar.