Van zomervakanties heb ik nooit een hoge pet op gehad. Veel te heet, of juist teleurstellend nat. En altijd die torenhoge verwachtingen. “En, waar gaan jullie naar toe, deze vakantie?” Oh ja, vakantie. Ik heb een kind. Eentje dat naar school gaat, bovendien. Het is handig om met kinderen op vakantie te gaan, want dan hebben ze wat te doen. Lekker naar de camping in Frankrijk, soms zelfs met de buren, en als het kan eentje waar ze de afgelopen drie jaar ook waren. Want daar zijn de frikandellen zo lekker, en misschien is de familie Jansen uit Enschede er ook weer. De meeste mensen plannen dit soort reisjes het liefst minstens zes maanden van tevoren. Hoe ze dat kunnen is me een raadsel. Nu is mijn manier van vakanties boeken (zo kort mogelijk van tevoren en weinig mogelijk vastleggen) ook niet direct aan te raden. Want wat leuk lijkt, zit vol en wat over is onbetaalbaar.
De afgelopen vijf jaar was ik in de gelukkige omstandigheid dat het wél op mijn manier kon: de schoolvakanties vermijden en dus niet de hoofdprijs betalen. Gewoon in het voorjaar een weekje met de auto op de bonnefooi naar Spanje, in oktober vier weken naar Thailand, het lange weekend in de Ardennen al op donderdag laten beginnen. Eind vorig jaar pakten we nog iets groter uit en gingen we zes weken met de rugzak naar Mexico en Guatemala. Alsof het niet op kon.
Maar H. werd in januari vijf en mag nu niet meer spijbelen. Tegelijkertijd eindigde mijn relatie, moest ik mijn financiën flink herzien en zorgde een mysterieus virus ervoor dat we ons allemaal in onze huizen opsloten. En toen werden toch ook nu weer de auto’s ingepakt en reden ze weg, de blije gezinnetjes. Op naar de Noordzee, Drenthe, Limburg, of nog verder. Met elk gezin dat vertrok voelde ik me een beetje leger worden, en voelde ik me geïsoleerder dan tijdens de lockdown. Een beetje confronterend was het, en ik realiseerde me voor het eerst goed wat ik niet meer had.
D. vertrok ook naar een camping, met H. Ik zocht afleiding, paste op een woonboot, ging bier drinken met vrienden, stapte op mijn mountainbike, deed een mondkapje op en ging wildkamperen in Friesland. Met mijn dochter ben ik niet weggegaan. Als alleenstaande ouder met kind vind ik het gewoon eng. En ik was uiteraard ook gewoon te laat. Alles wat leuk leek, zat vol en wat over was, was onbetaalbaar.
Maar het zit er op. De vakantie is weer voorbij. We mogen morgen weer naar school. Op naar kerstmis!