Voordat ik moeder werd, had ik stellig met mezelf afgesproken sommige dingen nooit te zullen doen. Omdat ze stom zijn, en ik “gewoon niet zo ben.” Zo zou ik dus nooit… nee, heus niet… nooit:
* met mijn eigen kwijl iets schoonpoetsen op het gezicht van mijn dochter
Echt, dit is echt zoiets, ja, “moederlijks”, zo onwaarschijnlijk irritant, zo zit ik niet in elkaar. Dat doe ik niet. Hm. Maar die opgedroogde traan… Voordat ik het in de gaten heb, heb ik op mijn vinger gespuugd en ben ik de boel ermee aan het schoonmaken. Ik denk er niet eens meer over na. Mag ik de hormonen hiervan ook de schuld geven?
* als een idioot mijn kind toespreken
“Koetsie koetsie, a bababababoe!” Doe normaal, zeg! Gelukkig praat ik op normale manier tegen mijn dochter, maar ik heb wel de halve dag mijn tong uit mijn mond hangen. Ik maak pruttelgeluiden, en godbetert, ik zing zelfs! Wel alleen als er niemand anders in huis is, maar toch. Mijn dochter kijkt me dan vaak geïnteresseerd aan, en lijkt het allemaal best te vinden. Wat geen beste ontwikkeling is, want mijn stem is niet bepaald Adele-materiaal. En toch dans ik met het arme kind op mijn arm de hele kamer door, en verzin ik de meest stompzinnige teksten. Ik moet toch echt die kinderliedjes eens uit mijn hoofd gaan leren.
* over poep en plas praten
Als D. onze baby aan het verschonen is, neem ik me voor er niet naar te vragen, maar zodra de klus geklaard is, komt er per ongeluk toch weer een “En?” uit. Ook iedereen die het maar horen wil (of niet) vol trots vertellen over die enorme scheet, of over de motorolie die de eerste dagen uit mijn kind kwam, behoort tot de dagelijkse gebeurtenissen. Het schijnt over te gaan naarmate de tijd verstrijkt, dat praten over poep en plas, dus daar houden we maar aan vast.
* huilen als mijn kind naar het kinderdagverblijf gaat
Ik ben geen sentimentele muts. Ik ga niet janken. Ik ga niet janken. Kom op, zeg! Eindelijk wat tijd voor mezelf. Maar toen ik mijn dochter vorige week voor drie wenuurtjes naar de opvang bracht, was het al zover. In bijzijn van de begeleidsters en andere kinderen hield ik me groot. Maar toen we het pand verlieten, had ik geen controle meer over de waterlanders. Damn! Ik ben dus zo’n sentimentele muts.
* denken dat ik het zelf allemaal beter weet
Ik ben misschien wel de meest onzekere moeder ten westen van de Oeral. En toch weet ik het wel degelijk beter. Dan wie dan ook. Die meisjes van het kinderdagverblijf mogen dan wel een speciale opleiding genoten hebben, en jarenlange ervaring, maar wat weten zij nou van kinderen opvoeden?!
* alleen maar over mijn kind praten
Mijn wereld is momenteel zo klein dat ik niet anders kan. Ik maak immers niets anders mee. Dag en nacht ben ik met mijn baby bezig. Ze zit in mijn hoofd, altijd. En het zal nog enige tijd vergen, maar ik heb goede hoop dat ik straks toch ook weer over andere dingen kan praten, zodat mijn kinderloze vrienden mij ook weer willen zien en het net lijkt alsof er niets gebeurd is.