Vroegâh

DSC_2924-01In een ander leven gingen wij naar Mexico. Van social distancing hadden we nog nooit gehoord, en anderhalve meter had geen bijzondere betekenis. Handen wassen deden we al wel, maar nog niet twintig keer per dag. We mochten nog gewoon vliegen, en knuffelen, en opa en oma bezoeken. We mochten nog naar ons werk, en naar school, al hoefde dat niet per se toen H. nog 4 jaar was. En daarom gingen we in november naar Mexico, zes weken lang, terwijl het niet eens vakantie was.

In Mexico City liepen we door de overvolle straten, en zaten we in de drukke metro. Mexicanen knepen vol liefde in de wangen van onze dochter en aaiden over haar blonde haren, en niet één keer maakten we ons zorgen.

Ze schudden ons hartelijk de hand, die leukerds, en heetten ons welkom. Met een knuffel namen we weer afscheid. We aten tortilla’s in overdekte markten, dronken tequila op het strand. We beklommen hoge Maya-tempels, zaten uren achter elkaar in bussen, doken in onderwatergrotten en bewonderden vulkanen. Op volle pleinen speelden muzikanten op hun trompetten en trommels en mensen klapten hun handen stuk.

Tijdens Día de Muertos beschilderde een meisje het gezicht van onze dochter en stonden we tussen één miljoen anderen naar een optocht van skeletten te kijken. H. was een beetje verkouden, maar wat gaf het.

Het was een mooie reis, waarover ik graag wilde schrijven. Maar er gebeurde iets. De wereld werd ziek. Ik kreeg alle tijd van de wereld, maar mijn inspiratie stokte.

Nu we opgesloten zijn in onze eigen huizen ga ik toch een poging wagen om de herinneringen op papier te zetten. Van die bijzondere reis in die andere tijd.

(wordt vervolgd)

Daar zijn we weer!

Onderweg van Málaga naar Schiphol. Veel te bruine mensen met veel te witte tanden stopten hun spullen in de bagageruimte. Een echtpaar klaagde over de reisleiding. Die had ze verboden de hotelkamer te verlaten nadat hun zoontje door waterpokken was getroffen. “U bent een groot gevaar voor de andere gasten.” Hun vakantie was verpest. Ik was blij dat wij tijdens onze roadtrip door Andalusië geen enkele Nederlander waren tegengekomen. Een andere man in het vliegtuig vroeg me op welke bagageband de buggy straks te vinden zou zijn. “Geen idee”, zei ik. Aan buggy’s doen wij al enige tijd niet meer.

En toen ik er zo over nadacht: er zijn wel meer veranderingen geweest, het laatste half jaar. Mag ik door middel van een lijstje zien wat er in de tussentijd zoal is gebeurd? Dan kunnen we daarna weer doen alsof dit blog niet veel te lang op zijn gat heeft gelegen.

Peuterpubertijd: Exact op haar tweede verjaardag besloot ze dat alles anders zou worden. Vanaf dat moment was het “ik-ga-niet-meer-in-bad-geef-geen-kusjes-meer-ga-niet-meer-eten-ga-sowieso-irritant-doen-en-anders-dreig-ik-met-dramatisch-ter-aarde-storten-en-op-de-grond-liggen-krijsen-ook-al-is-dat-in-de-supermarkt”-gedrag. Inmiddels realiseert ze zich zelf ook wel hoe kinderachtig dat is, dus na zo’n aanval transformeert ze steeds sneller weer tot een lief kind dat doet alsof haar neus bloedt.

Eten & drinken: H’s favoriete hobby. Meestal wordt direct de huig opengezet om alles zo snel mogelijk naar binnen te schuiven: pannenkoeken, pasta, rijst, broccoli, bananen… “Niet proppen”, zegt ze dan zelf nog. Soms werkt ze brokken gorgonzola of een bak olijven naar binnen en zegt ze “lekker”. Dan weet je dat je als ouder goed bezig bent.

Zelfstandig spelen: H. kan zichzelf inmiddels prima langer dan 1.68 nanoseconde zelf vermaken. Vooral met het zichzelf voorlezen, alle pasjes uit portemonnees trekken, sleutelbossen verstoppen, swipen over alles, kranten stuk scheuren en met de loopfiets 600 rondjes om de tafel fietsen.

Uitspraken: Toen ze nog geen twee was, werd op het kinderdagverblijf gezegd dat H. de woordenschat van een driejarige heeft. Inmiddels komen prachtige volzinnen uit haar mond. “Ik heb gepoept. Warme poep.” En, in het zwembad: “Kom! Dan gaan we die bal afpakken.”

Zindelijkheid: Het schijnt vanzelf te komen, maar H. heeft geen haast. Na anderhalf jaar draaide mevrouw haar eerste drol op een potje, maar sindsdien heeft ze alle interesse in dat ding verloren. Gelukkig zijn we na een dramatische toestand in een heilige Thaise tempel nog maar een paar keer vergeten luiers mee te nemen.

Reizen: Thailand, Ardennen en Spanje. Aan treurige vakanties aan de Costa del Sol doen we nog steeds niet. We trekken ons eigen plan: slechts een vlucht, een huurauto of de lokale bus of trein. Oh, en een weekendje festival, Hamburg en Londen. Kindloos. Foei, mama!

Tweede kind: Het begon al in het ziekenhuis. Mijn kind was nog geen half uur oud. “Bij de volgende mag je gewoon thuis bevallen, hoor!” Maar dames en heren, we zijn inmiddels twee en een half jaar verder, en nee, er is nog geen enkele reden om aan te nemen dat er een broertje of zusje komt.

Toekomst: Ik zie de toekomst rooskleurig in. Het wordt allemaal steeds leuker. Een peuter hebben is zo gek nog niet. Oma, help! Komt het dan toch nog allemaal goed?

 

Verstandsverbijstering

vliegenIn een vlaag van verstandsverbijstering hebben we een vlucht naar Bangkok geboekt. Hardop spreek ik mezelf al een paar weken bemoedigend toe: het is maar 11 uur vliegen. Wat is nu 11 uur op een mensenleven?

Toen H. 10 maanden oud was, zijn we naar Lanzarote geweest. Niet omdat dat eiland me zo geweldig leek, maar omdat ik per se wilde vliegen met een baby. Ik wilde weten hoe het zou zijn.

De heenweg ging nog wel. Ze stond vrolijk te dansen op het uitklaptafeltje, kroop door de gangpaden en flirtte met andere passagiers. Ze deed alles om een goede indruk achter te laten en sliep zelfs nog eventjes. Tevreden en trotse ouders waren wij. Zie je wel, dat vliegen met een baby valt reuze mee!

De terugreis was De Hel.

Tijdens het opstijgen viel ze tijdens haar flesje in slaap. Halleluja!  Maar na 20 minuten was het alweer gedaan met de pret. Ze wrikte zich los en wat volgde had ik in mijn ergste nachtmerries nog niet kunnen bevroeden. Eten werd uitgespuugd, flesjes uit handen geslagen, knuffels weggesmeten, rammelaars op de grond gegooid, zelfs het laatste redmiddel, de telefoon, werd niet geaccepteerd. Het kind had helemaal geen zin om op schoot te zitten. Of door het gangpad te kruipen. Of überhaupt normaal te doen. Wat ze wel deed was krijsen. Vier uur lang. Ik dacht dat mijn trommelvliezen het zouden begeven.

“Sorry”, stamelde ik nog tegen de man voor me. Maar ik voelde de haat in zijn ogen. Ik wilde verdwijnen, sterven, mijn kind uit het raam gooien. Mijn normaal zo lieve dochter was getransformeerd tot een krijsende machine.

Ik nam me voor nooit meer te gaan vliegen. Als je met kind het vliegtuig binnenstapt, sta je immers sowieso al met 2-0 achter.

Daarom dus nu die logische vlucht naar Thailand.

Met mijn zwangerschapsdementie is het nooit meer helemaal goedgekomen.

Reizen – ’t is gedaan

travelIemand die zich afvroeg of er in Spanje wel luiers te koop zijn. Een ander, met een veel te serieus gezicht: “Wel jammer dat je vanaf nu gedwongen bent om vakantie in Nederland te vieren.” Ik bedankte haar voor haar medeleven. En ik bewonderde de ernst waarmee ze deze opmerking maakte. Stiekem moet ik altijd een beetje grinniken om dit soort uitspraken. Vanwege de intense stompzinnigheid en de tegelijk onvoorstelbare treurigheid die ervan afspat.

Ik heb vergelijkbare onzin meer gehoord de afgelopen maanden.

“Nu is het gedaan met de mooie reizen.”

Ik houd van reizen, meer dan wat dan ook. Ik word enorm gelukkig van nieuwe landen en haar inwoners en culturen ontdekken. Ik heb twee lange reizen door het fascinerende Afrika gemaakt en twee jaar geleden waren D. en ik een half jaar in Latijns-Amerika. Tussendoor doen tripjes naar Europese bestemmingen het altijd goed. Mijn ongeboren kind is reeds in België, Indonesië en Spanje geweest en wat mij betreft komen daar nog vele landen bij zodra hij/zij er fysiek ook bij is.

Maar daar schijnen veel mensen toch anders over te denken. Hoe vaak ik de afgelopen weken niet te horen heb gekregen dat deze hobby over drie maanden definitief, of in elk geval de komende achttien jaar, verleden tijd is.

Hoezo precies? Een kindje krijgen staat toch niet gelijk aan je zomers verplicht op een camping in Zuid-Frankrijk doorbrengen? Of aan een midweek in een verregend Roompot-park? Of aan achttien jaar eenzame opsluiting?

Hoezo zou ik niet met mijn zoon of dochter in een camper door Canada kunnen reizen? Of met een rugzak backpacken door Azië? Of een stuk fietsen in Duitsland? Wat is er mis met rondtrekken in Scandinavië?

Ik besef uiteraard dat reizen met een (klein) kind niet vanzelfsprekend is. Het scheelt al een hoop als je koter gezond is, en een beetje gemakkelijk in de omgang. En het zal het nodige geduld (doorgaans niet mijn sterkste eigenschap) en aanpassingsvermogen van me vragen. En nee, ik zal niet meer zo snel 16 uur in een gammele bus met dronken, qat etende chauffeur zonder rijbewijs gaan zitten. Maar verder zie ik niet in waarom ik, samen met mijn kind, de wereld niet verder zou kunnen ontdekken.

“Omdat je kind dat niet leuk vindt”, hoor ik dan weleens.

Op dat soort momenten moet ik altijd denken aan een 5-jarig jochie dat met zijn moeder vijf maanden door Afrika trok. We ontmoetten ze tijdens een legendarische boottocht over Lake Malawi, en zagen ze later nog enkele keren in een hostel. Het jongetje glunderde van oor tot oor, kreeg een stoel toegeschoven zodat ie beter bij de pooltafel kon, en leek de tijd van zijn leven te hebben. Ik vond het ongelooflijk stoer, een alleenstaande moeder met haar zoon, vijf maanden in donker Afrika. En ik heb meer voorbeelden gezien. In het zuiden van Patagonië maakten D. en ik kennis met een Frans stel dat met hun twee kinderen drie jaar lang in een camper een wereldreis maakte. ’s Ochtends wakker worden met dolfijnen en walvissen, diverse talen leren, daar kon geen school tegenop. Of Amerikanen die met hun kinderen vier maanden van China naar Maleisië gingen fietsen. Een flinke uitdaging. Maar deze mensen laten zien dat niets onmogelijk is!

Maar ter geruststelling van velen zijn D. en ik afgelopen week toch maar een weekje naar Valencia geweest. Voor de zekerheid. En heel gek, in de supermarkt lagen zelfs luiers!